De gemeten spanningen zijn in alle gevallen te laag. Waardoor dat komt kan ik vanaf hier niet verklaren.
Even een logische volgorde aanhouden bij het meten, uitgaande van het eerder door mij gegeven schema. Alle hierna genoemde waarden met contact aan en de motor niet gestart.
Op de + van de accu (= draad 30) met contact aan: ca. 12,8 - 13,2 V. Kan op accu of op contactslot gemeten worden.
Op de geschakelde + van het contactslot (= 15) dezelfde waarde.
op de linkerkant van het laadcontrolelampje ook dezelfde waarde.
op de rechterkant van het laadcontrolelampje een lagere waarde (zal tussen 8 en 5 V liggen schat ik).
op de D+ weer deze exact de lagere waarde.
op de Df ook weer deze lagere waarde, misschien een fractie minder.
Op de koolborstel van het anker ook weer deze lagere waarde.
Op de andere koolborstel 0 V = massa.
Op deze manier zijn ook de tussenliggende draden en contacten gecontroleerd.
Op wat voor manier heb je de diodeplaat gecontroleerd. Als het goed is heb je op de universeelmeter een diodestand zitten.
Hiermee kan je de diodes doormeten. plus (rood) --|>|-- min (zwart). Het tekeningetje moet een diode voorstellen. De diodeplaat moet spanningsloos gemeten worden, liefst door het lostrekken van de aansluitdraden.
In de diodestand zal in de getekende situatie een waarde van 0,6 tot 0,7 aangegeven worden. Dat is de spanningsval over de diode als deze in orde is. Bij 0 of oneindig (OL) is de diode kapot.
De twee meetdraden omdraaien over dezelfde diode moet nu een oneindig (OL) op het display staan. bij 0 is de diode kapot. Op deze manier kan je alle diodes apart doormeten.
Even een logische volgorde aanhouden bij het meten, uitgaande van het eerder door mij gegeven schema. Alle hierna genoemde waarden met contact aan en de motor niet gestart.
Op de + van de accu (= draad 30) met contact aan: ca. 12,8 - 13,2 V. Kan op accu of op contactslot gemeten worden.
Op de geschakelde + van het contactslot (= 15) dezelfde waarde.
op de linkerkant van het laadcontrolelampje ook dezelfde waarde.
op de rechterkant van het laadcontrolelampje een lagere waarde (zal tussen 8 en 5 V liggen schat ik).
op de D+ weer deze exact de lagere waarde.
op de Df ook weer deze lagere waarde, misschien een fractie minder.
Op de koolborstel van het anker ook weer deze lagere waarde.
Op de andere koolborstel 0 V = massa.
Op deze manier zijn ook de tussenliggende draden en contacten gecontroleerd.
Op wat voor manier heb je de diodeplaat gecontroleerd. Als het goed is heb je op de universeelmeter een diodestand zitten.
Hiermee kan je de diodes doormeten. plus (rood) --|>|-- min (zwart). Het tekeningetje moet een diode voorstellen. De diodeplaat moet spanningsloos gemeten worden, liefst door het lostrekken van de aansluitdraden.
In de diodestand zal in de getekende situatie een waarde van 0,6 tot 0,7 aangegeven worden. Dat is de spanningsval over de diode als deze in orde is. Bij 0 of oneindig (OL) is de diode kapot.
De twee meetdraden omdraaien over dezelfde diode moet nu een oneindig (OL) op het display staan. bij 0 is de diode kapot. Op deze manier kan je alle diodes apart doormeten.