05-05-2013, 11:05 AM
Heb je de storing al verholpen, zo niet dan vind je in deze stroomschema, met behulp van een proeflamp van bv 12v3w, misschien een paar goede tips.
Eerste controle: accuspanning en spanning op B+ aan diodeplaat moet nagenoeg gelijk zijn, en massa van accu en dynamo controleren.
Een storing: als bij stilstaande motor en contact aan, de laad controlelamp normaal maar bij draaiende motor zwak (tot bijna niet zichtbaar) blijft branden.
Een proeflamp aansluiten tussen D+ en B+ op diodeplaat en motor starten.
a. De proeflamp gloeit iets op.
Controleren: waarschijnlijk onderbreking in een van de 9 diode`s in diodeblok.
b. De proeflamp brandt niet.
Controleren: overgangsweerstanden (vuile kontakten/aansluitpunten) te groot in de laadstroomkring of in de bedrading van diodeplaat naar dynamo en naar de laad controlelamp, of draad tussen lamp en D+/61 maakt massasluiting.
Een storing: bij stilstaande motor en ingeschakeld contact de laad controlelamp brandt niet.
Een proeflamp aansluiten tussen B+ en D+ diodeplaat, proeflamp brandt vel.
Controleren: Gloeilamp van laad controlelamp doorgebrand, of er is een onderbreking in stroomkring van contact via laad controlelamp naar D+/61.
Proeflamp aansluiten tussen B+ en D+ van diodeplaat, brandt de proeflamp niet, dan deze aansluiten tussen D+ en massa, de proeflamp brandt fel maar de laad -controlelamp blijft uit.
Controleren: kortsluiting (doorverbinding) van een plusdiode. Accuklem afnemen, accu wordt in deze situatie ontladen, zo niet dan verder.
Controleren: koolborstels versleten, sleepringen geoxideerd of een onderbreking in de rotorwikkeling (anker).
Controleren: een onderbreking in de spanningsregelaar of in de bedrading tussen dynamo, diodeplaat en spanningsregelaar.
Een storing: als bij stilstaande motor en contact aan, de laad controlelamp vel en bij draaiende motor nog steeds vel blijft branden.
Bij stilstaande motor en ingeschakeld contact het stekker/bedrading aan de spanningsregelaar verwijderen.
a. De laad controlelamp blijft branden.
Controleren: massasluiting in de draad aan klem D+/61 van de dynamo/diodeplaat.
Eerste controle: accuspanning en spanning op B+ aan diodeplaat moet nagenoeg gelijk zijn, en massa van accu en dynamo controleren.
Een storing: als bij stilstaande motor en contact aan, de laad controlelamp normaal maar bij draaiende motor zwak (tot bijna niet zichtbaar) blijft branden.
Een proeflamp aansluiten tussen D+ en B+ op diodeplaat en motor starten.
a. De proeflamp gloeit iets op.
Controleren: waarschijnlijk onderbreking in een van de 9 diode`s in diodeblok.
b. De proeflamp brandt niet.
Controleren: overgangsweerstanden (vuile kontakten/aansluitpunten) te groot in de laadstroomkring of in de bedrading van diodeplaat naar dynamo en naar de laad controlelamp, of draad tussen lamp en D+/61 maakt massasluiting.
Een storing: bij stilstaande motor en ingeschakeld contact de laad controlelamp brandt niet.
Een proeflamp aansluiten tussen B+ en D+ diodeplaat, proeflamp brandt vel.
Controleren: Gloeilamp van laad controlelamp doorgebrand, of er is een onderbreking in stroomkring van contact via laad controlelamp naar D+/61.
Proeflamp aansluiten tussen B+ en D+ van diodeplaat, brandt de proeflamp niet, dan deze aansluiten tussen D+ en massa, de proeflamp brandt fel maar de laad -controlelamp blijft uit.
Controleren: kortsluiting (doorverbinding) van een plusdiode. Accuklem afnemen, accu wordt in deze situatie ontladen, zo niet dan verder.
Controleren: koolborstels versleten, sleepringen geoxideerd of een onderbreking in de rotorwikkeling (anker).
Controleren: een onderbreking in de spanningsregelaar of in de bedrading tussen dynamo, diodeplaat en spanningsregelaar.
Een storing: als bij stilstaande motor en contact aan, de laad controlelamp vel en bij draaiende motor nog steeds vel blijft branden.
Bij stilstaande motor en ingeschakeld contact het stekker/bedrading aan de spanningsregelaar verwijderen.
a. De laad controlelamp blijft branden.
Controleren: massasluiting in de draad aan klem D+/61 van de dynamo/diodeplaat.